Archetypen vinden we in bijna alle vormen van literatuur, in mythen, sprookjes en filmscripts, maar ook in ons eigen levensverhaal.
Ik toon hier collages / inktschilderingen van vrouwelijke gestaltes in verschillende gedaantes en uit diverse verhalen. Ik laat haar in deze eenvoudige beeldcomposities zien als engel, als godin, als beschermster, als heldin, als tovenares, als profetes – als mythisch wezen en speel een spel met oude symboliek.
De Selene verwijst hier naar de Griekse maangodin.
Zij knielt hier voor de maan, een cyclisch maagdelijk symbool van reinheid en puurheid.
Tethys is de Griekse godin van de zee en ondergrondse rivieren.
Tethys wordt hier verbeeld bij een van haar legendarische bronnen.
Gemini is het Latijnse woord voor tweelingen.
De tweelingzussen zijn hier verbeeld als mythische bosnimfen die vergroeid lijken te zijn met hun ëén wordende boomachtige gestalte.
Sacagewa (vogelvrouw) was een Indiaanse heldin, die vanuit het Amerika van de eerste helft van de 19e eeuw symbool was van de (vrouwen) emancipatiebeweging. Zij vergezelde een gevaarlijke expeditie als tolk en gids tijdens het verkennen van het westelijke deel van de Verenigde Staten. In China, maar ook in Europese verhalen wordt de ekster die hier op haar hoofd landt beschouwd als een symbool van blijdschap en voorspoed.
De sprokkelaarster is een archetype in de beeldende kunst van de 18e en de 19e eeuw. Zij sleept de takken uit het bos naar haar armoedige huis, sprokkelhout waarmee het houtvuur moet worden gestookt. In het gedicht van de 19e eeuwse dichteres Hélène Swartz (1889) wordt zij als volgt bezongen:
Een bundel rijs op ’t hoofd, de roode zakdoek
Om bruine koon en scherpe kin gebonden,
Keert, door het bosch, waar, droef, de noordewind huilt,
De sprokkelaarster naar de verre hut.
Den dunnen doek ontsnapt een grijze haarvlok,
Die grillig fladdert om ’t gerimpeld voorhoofd.
Ruw schudt de wind de zwiepende olmenkruinen,
En aaklig klagend krast de raaf, die rondvliegt.
Rood als een kogel van gesmolten koper,
Gloeit de avondzon, diep achter ’t bruin getakte,
En werpt, vóór ’t vrouwtje, een reuziglange schaduw.